Daar ligt wie eens mijn moeder was.
Haar gaaf gelaat nog ongekorven
is zij bij het dagen van de dag
ongeweten stil gestorven.

Haar gelaat omfloerst met grijze haren.
Een verholen glimlach rond haar mond, 
verhullend lege, sombere jaren,
waarin het heden niet bestond.

Zij keek mij aan met vertwijfelde ogen,
met een afwezige, wazige blik.
Het leek alsof zij iets wilde vragen,
maar haar mond verliet een zachte snik.

Want een gewetenloze wurger
heeft haar sluipende beroofd
van haar alom geprezen wijsheid
en haar gedachtegoed gedoofd.

Zo zat zij jaren starend, slapend,
wachtend, plukkend, het eten gevoerd,
langzaam het evenwicht verliezend
in de rolstoel vastgesnoerd.

Straks wordt de kist in de oven geschoven
"dag moesjelief", verdriet doet zo zeer
en toch zal ik op mijn knieën danken
die ene, wijze, lieve Heer....