k droomde dat ik weg zou gaan, wist alleen niet waar naar toe.
Ik was alleen in mijn bestaan en zo oneindig moe.
Toen kwamen er die handen aan, zeiden: kom mee en heb wat moed,
als jij maar wat vertrouwen hebt komt alles wel weer goed.

Op de laan van het vertrouwen ging ik veilig met hun heen.
De tranenregen en de mist; 'k zag hoe het verdween.
Het zonnetje kwam dapper door en zie het werd weer licht.
Ik voelde mij niet meer alleen, er kwam langzaam weer wat zicht.

Die handen die mij hielden, lieten mij toen maar gaan.
Ze hadden mij gedragen, nu moest ik zelf gaan staan.
Zo zette ik de eerste pas; voorzichtig, één voor één,
ik kreeg de moed om door te gaan, al was ik dan alleen.

Soms is het donker en verlang je naar het licht.
Dan voel je je erg eenzaam en ontbreekt je elk zicht.
Maar als je hartje openstaan en toch ontbreekt het aan vertrouwen,
denk dan: zolang er aan je gedacht word, word er van je gehouden.