Drie dingen verontrusten mijn gemoed.
Ten eerste dat ik sterven moet.
Het tweede verontrust mij nog veel meer,
dat ik niet weet wanneer.
Maar het derde verontrust mij bovenal,
dat ik niet weet waar ik komen zal.

Drie dingen troosten mijn gemoed.
Ten eerste de gaven van Jezus bloed.
Het tweede vertroost mij nog veel meer,
dat Hij ook is mijn God en Heer.
Maar het derde vertroost mij bovenal,
dat ik eenmaal bij hem wonen zal.